#92| de Starbucksbeker-date

Een Starbucksbeker. Ik weet nog steeds niet waar hij ‘m vandaan toverde, maar ineens hield hij hem onder mijn neus. 
“Cadeautje.” Ik bedankte hem vriendelijk en stopte het ding in mijn tas. Daar had ik er al eentje van en vond het een onnoemelijk onhandig ding.

Het was een denk ik een grapje omdat ik hem had ‘verboden’ koffie te komen brengen eerder die ochtend. Het leek hem namelijk een leuk gebaar om een kop verse koffie bij mij langs te brengen terwijl hij op doorreis langs mijn dorp kwam. Ik had hem nog nooit gezien dus ik zag dat totaal niet zitten. Daarnaast zou ik hem later die dag wél voor het eerst ontmoeten, dus zag ik het nut van een ongemakkelijk moment bij de voordeur al helemaal niet zitten. “Kan toch allebei?”, probeerde hij nog. Ik vind een enthousiaste man doorgaans heel leuk, maar van mijn net-uit-bed-look is nog nooit iemand spontaan verliefd geworden dus had ik zijn aanbod vriendelijk afgeslagen.

Een paar weken eerder kreeg ik een bericht. Hij was zo mijn DM op Insta ‘ingeslide’. Dat mag ik overigens niet zeggen van Eef: te hip taalgebruik. Hoe dan ook, hij verontschuldigde zich voor het brutaal contact opnemen en vertelde dat ik toen-en-toen met die-en-die op vakantie was geweest en hij leuke verhalen over mij had gehoord, een blik op mijn profiel had geworpen en de stoute schoenen had aangetrokken. 

Alles in mij zei dat ik niet moest afspreken, maar mijn ruggengraat was als gekookte spaghetti…

Ik had mijn dating-profielen al vele maanden eerder gewist en was deze manier van contact eigenlijk hartstikke beu, maar kon de actie wel enigszins waarderen. Ik checkte bij die-en-die met wie ik op vakantie was geweest en cross-checkte nog een andere ‘gemeenschappelijke vriend’. Alles in mij zei dat ik niet moest afspreken, maar mijn ruggengraat was weer van gekookte spaghetti toen ik van twee kanten hoorde dat ik niets te verliezen had. Het was waar en dus ging ik op zijn uitnodiging in. Vrijdagavond, een snelle borrel terwijl mijn dochter verderop een les volgde in het theater.

“Kom je ook voor het feestje van mevrouw van Tegelen?” zei de leuke barman bij binnenkomst. Ik lachte en en wees achter hem. 
“Nee, ik kom voor hem”, antwoordde ik. Hij stond daar breed lachend met waarschijnlijk de Starbucks beker achter zijn rug. 
Hij wilde ook op de bank zitten dus zo zat ik dus even later met een verdraaide wervelkolom in het aura van de man die met zijn vinger in de lucht de barman om aandacht bleef vragen. Mij zou niets ontbreken, wijntjes en hapjes vulden de kleine tafel. 

Ik praatte en beantwoordde zijn vragen. In de telefoongesprekken vooraf had ik geen speld tussen hem weten te krijgen en nu voelde ik mij als op een sollicitatiegesprek voor een baan die ik niet wilde. Hij stelde vragen, niet met als doel naar het antwoord te luisteren, maar om te bewijzen dat hij ‘heus wel’ een tijdje zijn mond kon houden. Af en toe raakte hij -net te lang- mijn arm aan om “Leuk dit!” te zeggen of “Even tussendoor: heerlijk parfum, zo zacht. Wat is het?”. Ook vroeg hij of het mij was opgevallen dat hij mij ‘in het eggie’ wél liet uitpraten. Ik weet zeker dat zelfs Evy had gewild dat hij hier IRL had gezegd.

De barman en ik wisselden veelbetekenende blikken uit zodra mijn afspraak naar het toilet was en direct stond hij aan mijn tafeltje.
“Wil je nog wat drinken?”
“Nee, dank je, ik ga zo met gierende banden naar huis.”
“Dat snap ik. We hadden het al met personeel over jullie, totaal geen match. Laat hem gewoon betalen en blijf nog even zitten, dan drinken wij zo nog wat.” Een knipoog volgde.
“Leuk idee, maar ik moet mijn dochter ophalen”, zei ik.

De man die uren door de vrijdagmiddagspits reed om een uurtje tegenover mij te zitten rekende af en ik bedankte hem op de parkeerplaats voor de beker en wenste hem een goede terugreis. Later zou ik hem vertellen dat ik niet het gevoel had dat er iets tussen ons zou kunnen opbloeien en daarna zou hij zeggen dat hij dat ook zo voelde. Uiteraard. 

“Hi mam!”, riep ze toen ze na musicalles gehaast de auto instapte.
Snel bracht ik haar naar het discofeest waar ze linea recta naar door ging. Ik zag haar in de rij staan, de ‘uitsmijter’ liet steeds groepjes van tien kinderen het buurthuis in. Ik hoefde niet te wachten tot ze binnen was, had ze gezegd. Ze was er nog geen uur of ze appte of ik haar weer kwam ophalen.
“Was het niet leuk, pop?”
“Jawel, maar die-en-die wilde met me schuifelen, daar had ik echt geen zin in!”
Thuis las een laatste bericht van de praatgrage meneer die mij ‘nog veel succes verder’ en een prettig weekend wenste. Ik verwijderde de hele chat.  

Vanuit de keuken klonken verhalen over het feestje en wie ze allemaal had gezien. Ze kletste honderduit en ik kreeg er geen speld tussen. Ze plofte naast mij op de bank: mijn kleine enthousiasteling, met haar cola in een Starbucksbeker. 

Starbucksbeker Starbucksbeker-date

#91: (Be)schermtijd

Het is zaterdagavond en ik tel tot tien. En nog eens. Mijn pre-puber staart al uren naar een scherm, zucht en is futloos. Met geduld dat ik uit mijn tenen moet halen, vraag ik haar nogmaals dat-en-dat op te ruimen. Rollende ogen, ontwijkende blikken. Weer tot tien.

Het is het begin van de vakantie en de lade met broodtrommels is weer tot de nok toe gevuld. Uit een vergeten gymtas of achter de kapstok vandaan, uit alle gaten kruipen plastic bakjes en Doppers waar ik het bestaan van was vergeten. Nog één tas uit te pakken en de vakantie kan van start. Daarnaast heb ik mijzelf een hulp in de huishouding cadeau gegeven en wil ik dit ‘mijn-huis-is-klaar’-gevoel blijven vasthouden.

Een opgeruimd huis is een opgeruimd hoofd. Mijn hoofd zit echter vol met ideeën, plannen en vooral met mensen. Wanneer je de juiste om je heen verzamelt, geven ze je rust en energie tegelijk. Mijn agenda vulde zich deze week met mijn meest dierbaren en zo zat ik avonden achtereen te delen. Mijn verhalen, mijn gedachten en mijn eten, want van elkaars bord prikken is nu eenmaal het leukste dat er is. En zo lag ik meerdere avonden glimlachend naar mijn plafond te staren, dankbaar voor mijn vriendschappen en fantaserend over toekomst. Vanavond valt er vooralsnog weinig te glimlachen.


Het is niet zij tegen mij of ik tegen haar. Wij zijn altijd samen tegen een probleem.

Ik ga op weg naar mijn bed en struikel over de tas. De laatste tas voor de vakantie. Hij ligt er nog. Voor iemand met een voorliefde voor rust en balans heb ik een bijzonder kort lontje en de optie om weer te tellen komt niet bij mij op. Ik loop naar kamer, zwaai de deur en zeg geïrriteerd: “Kom er maar uit!”. Ik denk dat ze nog niet sliep. Ik loop voor haar uit de kamer uit en begin aan te wijzen welke van haar spullen allemaal niet zijn opgeruimd. Met afhangende schouders en op een slakkentempo ruimt ze haar spullen op. Vanuit een helikopterview zie ik mijzelf staan en betrap ik mijzelf erop dat dit niet goed is. Ik kén mijn kind, dit is niet wie zij is. Dit is niet wie ik ben. Het is niet zij tegen mij of ik tegen haar. Wij zijn altijd samen tegen een probleem.

En zo belandden we op de late avond op de bank. We blijven in het donker zitten, omdat dat nu eenmaal soms makkelijker praat. We praten over vriendschappen en verwachtingen waar soms niet aan voldaan wordt. Over wat een beste vriendin is en wat je eigen aandeel in vriendschap is. 

Het is zondagochtend. Ze heeft lekker geslapen en loopt direct naar de tas die nog opgeruimd moest worden en waar we vannacht over hebben afgesproken dat die er best tot vanochtend kon blijven liggen. Ze tovert er de laatste broodtrommel voor de zomer uit. Dan ploft ze op de bank waar ik al met een kop koffie en mijn telefoon in de hand de dag ben begonnen. Ik lach om een post die ik zie en tip mijn pre-puber om ook ene bepaald Instagram account te volgen. De wasmachine is klaar. De hamster wil ontbijt. Mijn dekbed wil ik uit het raam hangen. En zo rommel ik de zondag in. Ik verheug mij op vanmiddag. Lekker verhalen, gedachten en eten delen met een vriendin. Bij mij thuis, want dan kan dochterlief ‘gewoon haar ding doen’. Zal wel iets met een scherm zijn. 

Scherm
#91: (Be)schermtijd

#90: Bijdragen

reanimatie eerstehulp hartslag hartslag.nu typischtam ehbo

REANIMATIE! Sms ‘Ja’ als je gaat. Bibberend antwoord ik ‘ja’.

Het is maandagmiddag en mijn mannen en ik lunchen. Grappen vliegen over tafel, eetgewoonten worden onder de loep genomen.

“Holy fuck”, zeg ik wanneer ik mijn sms lees. Ik word opgeroepen via Hartslag.nu om naar een reanimatie te gaan. Het is slechts een aantal huizen verderop. Kort meld ik wat er aan de hand is en loop de voordeur uit. Ik sla rechtsaf en kijk naar de huisnummers. De huizen in deze straat zijn vrijstaand dus het duurt even voordat ik door heb dat ik de verkeerde kant op loop. Ik draai om en ren de andere kant op. Ik hoor in de verte sirenes, dus ik praat mijzelf moed in dat ik vast niet lang alleen ben.

Een man op een trapje staat zijn heg te snoeien. “Waar is nummer 73?”, roep ik. Eigenlijk luister ik niet naar zijn uitleg wanneer ik een ambulance aan zie komen rijden. Ik ren echter de auto aan een oprit op. Eigenlijk probeer ik mijzelf ‘vrijaf’ te geven door te roepen dat ik slechts een burgerhulpverlener ben en zeg zelfs “maar jij bent er nu toch al!?”. De verpleger zegt dat hij mijn hulp nodig heeft en vraagt of ik mee wil komen. Er staat een oude man met een wandelstok in de deuropening. Hij glimlacht gek genoeg.

We rennen aan hem voorbij en zien zijn vrouw op de grond liggen. Een buurman probeert te reanimeren op aanwijzingen van de 112 telefonist, ik hoor haar instructies via de luidsprekerfunctie. Ik ‘moet’ het van hem overnemen. De verpleger begint haar verder te onderzoeken, stickers te plakken en maakt naar wat het lijkt een soort hartfilmpje. Ik geef de hartmassage, maar kan niet naar het gezicht van deze mevrouw kijken en dus kijk ik over haar benen weg. Dan hoor en voel ik het onder mijn handen gebeuren. Het klinkt en voelt verschrikkelijk.

Ik hoor en voel haar rib onder mijn handen breken.

“Ik breek haar rib”, zeg ik verschrikt. “Hoort erbij, ga maar door!”, zegt de verpleger.

Even later komt gelukkig de politie binnen en vraagt of zij iets kunnen doen of dat ze wellicht iemand moeten over nemen. Ik laat mij snel door een agent aflossen en begin een beetje onnozel “Gaat het?” te stamelen tegen de oude meneer. Naast hem staat een broodplank met een boterhammetje in kleine hapklare stukjes gesneden, zoals ik dat dikwijls voor mijn dochter sneed toen ze klein was. Er liggen allemaal medicijnen en pillen tussen de stukjes op de houten plank. Ik stel mij zo voor dat ze net wilden gaan lunchen. 

Ik brak haar rib. Van die fragiele oude dame wiens gezicht ik nooit zal zien. Vanuit mijn trainingen weet ik dat het breken ‘normaal’ is, maar deze ervaring maakt mij onpasselijk en ik wil frisse lucht. Ik vlucht naar buiten waar buren vragen beginnen te stellen. Dan volgt nog een ambulance. Er komt meer politie. Tot slot ook de huisarts. Ze snellen zich allemaal naar binnen en ik blijf buiten staan.
Een andere dame die ook was opgeroepen via Hartslag.nu komt naast mij staan en zegt dat de huisarts zojuist vertelde dat mevrouw helemaal niet gereanimeerd wilde worden en dat haar man dat ook heeft bevestigd. Hij was het in shock vergeten te vertellen toen wij binnen kwamen.

Zomaar had ik een rib gebroken van een mevrouw die niet eens hartmassage wenste. Had ik misschien wel naar haar moeten kijken? Droeg ze een ketting hierover? Misschien had ik het haar man moeten vragen? Nu was ‘gelukkig’ de huisarts er om haar een stem te geven en haar wens werd ook gerespecteerd. De hulpverlening werd gestopt.

Een week ervoor had ik weer tijdens een seminar (weer) nagedacht over mijn ‘kernwaarden’ en één van de mijne is vol overtuiging ‘bijdragen’. Een jeuk-woord, maar iets doen voor een ander of de wereld is wat ik graag doe. Dat was ook de reden dat ik met bibberende vingers “Ja” antwoordde op de sms. Ik kan achteraf best beredeneren dat ik helemaal niet kon weten dat deze mevrouw niet gereanimeerd wilde worden en dat een rib breken nu eenmaal vaak een gevolg is van hartmassage. Dat ik gehandeld heb vanuit de beste bedoelingen en ook wanneer ik wél naar haar had gekeken, ik alsnog niet op de hoogte kon zijn van haar verklaring om te willen sterven in een dergelijke situatie. Toch vind ik het nog lastig. 

Even later staat een ambulance verpleegkundige mij te woord en ‘sust’ mij met de woorden dat het niet aan mij was om naar een dergelijke wilsverklaring op zoek te gaan. Dat handelen het beste is was ik kon doen. Dat het breken van een rib wel een teken was dat ik de massage ‘goed’ toepaste. En dat deze ervaring misschien wel kan bijdragen aan een andere situatie in de toekomst.  

Rust zacht, mevrouw van nummer 73. Ik zal u van mijn leven niet vergeten.

reanimatie typischtam bijdragen hartmassage eerstehulp
#90: Bijdragen

#89: Rotzooi

TypischTam #89: Rotzooi blog over rommel, rotzooi, blog, blogger, typisch Tam Tamara van de Beek column

Een broodtrommel met een half-zwarte banaan.
Een etui met kapot gemaakte gummetjes.
Een roze papiertje met daarop een getekend oog.
Ik vind dit allemaal onder mijn kapstok.

Nog niet zo lang geleden hadden we dit hele huis op zijn Marie Kondo’s onder handen genomen. Afscheid genomen van dingen die geen plezier brachten, al onze eigendommen een ‘thuis’ gegeven. Ontspuld. Geminimaliseerd. Er is even weinig van over.

“Hoe kan zo’n slim meisje toch zo vergeetachtig zijn?”

“Hoe kan zo’n slim meisje toch zo vergeetachtig zijn?”, snauw ik weer door de gang. Mijn te korte lontje van deze week schiet weer razendsnel het rotje in en een hoop lawaai volgt als vanzelf. Mijn zelfmedelijden over het feit dat ik altijd en eeuwig alles in dit huis moet opruimen, dat ik een hele dag lang heb gewerkt om geld te verdienen zodat ZIJ weer leuke dingen kan doen en dat er nooit eens iets vanuit haar zelf wordt geïnitieerd, wordt richting het pruillipje gesmeten.

Voor een moeder die enorm in balans probeert te zijn, persoonlijk probeert te ontwikkelen en zich vooral niet door emoties wil laten meeslepen kan ik tegen de slimste van ons twee-koppen-tellende-gezinnetje (drie als je de hamster mee rekent) absoluut onredelijk zijn.

Heerlijk vind ik het dan ook als ik een van de vriendinnetjes van mijn dochter vroeger dan gebruikelijk bij school aantref.
“Zozo, wat ben jij vandaag vroeg.”
“Ja, ruzie met mijn moeder.”
“Oh, wat dan?”
“Ze gaf dus gewoon snoepjes van mij die ik zèlf had betaald ook aan mijn broertje.” “Schandalig.”
“Ja, en ze riep ook nog: Graag gedaan hoor, dat van je brood smeren.”

k kan mijn geluk niet op wanneer ik later die middag bij de desbetreffende moeder neerplof aan de eettafel. We delen onze pedagogisch minst verantwoorde momenten en soms totaal onredelijke uitbranders met elkaar. Heerlijk om niet de enige te zijn die soms moeite heeft om de controle te houden. Even lekker uit balans. Sneu voor de kinderen, maar dat maken we later wel weer goed.

Ik haal mijn smurf op na een weekendje met een vriendinnetje mee naar Limburg. Met een grote bos bloemen sta ik op de stoep en ben trots op de ‘totaal-geen-last-van-gehad’, ‘netjes-opgevoed-hoor’ en andere lofzang over het gedrag van mijn kind. 
Thuis smijt ze de koffer in de gang. 
Haar rugtas in de hoek. 
Anta-flu papiertjes naast de bank. 
Doosje Sinaspril op de badkamerkast.  
Het was een uur geleden nog netjes hier… 

“Overal waar jij bent geweest, laat je een spoor van enthousiasme en vrolijkheid na. En een enorme berg rommel.”, schreef de meester voor de vakantie in je rapport.
Mijn verstrooide professor. Alleen maar A-scores op je CITO, sinds de kleuterklas. Hoogste uitstroom-advies. Je eerste spreekbeurt ooit ging niet over je hamster, maar over optische illusies. Dan weer een extra presentatie over Griekse mythologie. Vanaf volgende maand zelfs al masterclasses volgen op het VWO, met je tien lentes jong.

Maak er dan liever hier maar een zooitje van.
Ik raap de broodtrommel op. Besef mij ineens dat dat op -rommel eindigt. 

TypischTam #89: Rotzooi
TypischTam #89: Rotzooi

#88: Leren verliezen

TypischTam blog over afscheid en verlies hamster #88 Leren verliezen

Ik raakte hem aan. Stokstijf. Pootjes in een wat onnatuurlijke houding. Dood. Snel keek ik achterom. Daar stond ze. Haar ogen werden groter en op haar onderste ooglid twijfelde een traan of hij de oversteek naar haar wang zou maken. “Sorry, popje, hij is dood.” De traan maakte zijn keuze en biggelde over haar wang.

Lees ook: #77: Tranen

Deze hamster lag 24 uur eerder nog tegen een broertje, zusje, oom of neef. Het kleinste en meest fragiele diertje moest met ons mee naar huis. Dag dierenwinkel, hallo huize Tam. “Wat doe ik toch steeds verkeerd?”, snikte ze. Ik moest haar het antwoord schuldig blijven en legde de hamster met de verwarrende naam ’Muis’ naast de stijfbevroren ‘Timmy’ die een paar dagen eerder ook al het leven had gelaten. Samen lagen ze lepeltje-lepeltje in het sieradenkistje dat ik speciaal voor deze gelegenheid voor 72 cent bij de Action had gekocht. 

Vaak begint leren afscheid nemen bij het verliezen van een huisdier. Soms is het oud en krakkemikkig, soms past het beest niet in het gezin. Zo kreeg ik voor mijn 10de verjaardag een hond. Ze heette Wendy. Ze had met haar snufferd in de Weekend gestaan, naast Linda de Mol. De arme Welsh terriër had al bij meerdere gezinnen gewoond zo ‘vertelde’ Linda in de rubriek waarin ze probeerde asieldieren een nieuw huisje te bieden.

En zo kwam Wendy bij ons. Schattig, jong, vrolijk en… niet zindelijk. Mevrouw presteerde het om al haar behoefte op te houden, al ging je uren met haar lopen. Toen mijn moeder op een ochtend de kamerdeur open deed en zo de achter de deur gelegde drol als een bruine regenboog over de vloerbedekking smeerde, was de maat vol. Helaas, Wendy moest weer een deurtje verder.

De parkiet ging dood.
De diensthonden van mijn vader gingen met pensioen.
De muizen ontsnapten.
De vis dreef op zijn rug.
De Jack Russell sliep in.
De slechtvalk werd doodgereden.

De nieuwe hamster heeft echter een veelbelovende toekomst. Althans, dat hopen we dan maar. Aan de fokster zal het niet liggen. Voor €1,50 extra kunnen we zelfs een stamboom van haar krijgen. De dame die op haar Spaanse pantoffels de deur opende had duidelijk haar levenswerk gemaakt van het zorgen voor deze knaagdieren. Haar woonkamer was gevuld met enorm veel glazen bakken, de naam van iedere bewoner keurig geprint en aan de bak bevestigd. Een nog groter terrarium in haar woonkamer was voor een baardagaam. En in de hoek een glazen hok waar een half tropisch regenwoud in gehuisvest kon worden. Haar man zat achter een geïmproviseerd hekje (blijkbaar mocht de hond niet op de bank) op zijn laptop te Candy-crushen en werd naar boven gestuurd om het huisje te gaan halen dat ik mij had laten aansmeren.

“Ja, mevrouw, nee, mevrouw. We gaan echt heel goed voor de hamster zorgen. Ziet u? We hebben het extra grote hok gekocht. En ziet u? De onveilige trapjes zijn eruit. En echt, we geven haar iedere dag aandacht en gedroogde meelwormen.”

Twee dagen later. Ik roep Coco zachtjes en ritsel met mijn hand door de bodembedekking. Niks. Bij de fokster kwam ze dan meteen kijken. Nog eens. Niks. “Ik heb echt een traumatische ervaring opgelopen van die vorige hamster”, zegt mijn drama queen. Even vrezen we voor een derde ramp binnen een week. Godzijdank steekt dan het neusje boven de peperdure katoenplant-bodembedekking uit. Het leeft nog. 

Maar goed ook, want deze dikke dame had er nog onmogelijk bijgepast in het sieradenkistje. Het kistje dat inmiddels bij oma in de tuin is begraven.

Naast de parkiet, de hond en de valk.

TypischTam #88: Leren verliezen.

#86: Hindert niet | over kerst en dovende lichtjes

Het is zondagochtend, veel te vroeg. Het is de eerste vakantiedag zonder concrete plannen, wanneer je uitslapen tenminste niet als plan rekent. In alle vroegte vult mijn slaapkamer zich met onbekende geluiden. Het blijkt een steekwagen die de ijsbaan komt ophalen die de afgelopen dagen onder mijn balkon prijkte.
Ik zet koffie en nestel mij op de bank. De kamer is ongezellig gevuld met wasrekken. Er is teveel wasgoed om alles elders in huis te drogen. Het is namelijk weer tijd voor de koffer.

De koffer ligt onder de kerstboom en bij het openklappen ervan stoot ik tegen een tak. De Nordmann verliest wat naalden en ze vallen op haar kleding. Het is een prachtige boom dit jaar. Lekker dik aan de onderkant en dan taps toelopend naar boven. Een beetje als ikzelf.

Een aantal dagen ervoor zette ik de boom van oma op. Ik had hem uit de berging van het flatgebouw gehaald. Ik moest er even naar zoeken. Hij stond niet in de gebruikelijke hoek, maar in een scheef verzakte linnenkast, naast de bontjas die niet meer wordt gedragen. Mijn moeder had afgelopen jaar met oma de berging opgeruimd en ik herkende haar gestructureerde indeling en orde. Ik zocht de sfeerspulletjes bij elkaar: de ‘kaarsentrap’, de ster om voor het raam op te hangen en de kaarsen op batterijen die ze van haar kleinzoon kreeg.

Eenmaal boven trok ik de kunstboom uit de doos en hierbij verloor deze meer naalden dan dat de mijne doet op 10 januari. “Wel een beetje een karig boompje, hè oma?”
Ik schuif de onderdelen in elkaar en buig het ijzerdraad in de takken zodanig dat het nog wat lijkt. “Hindert niet”, zegt oma, “hij staat toch buiten.”
Ik test de lichtjes en tuig ze in de boom. Het snoer is langer dan ik dacht en ik wentel nog wat extra rondjes en slinger de lampjes door de takken. Ik roep dat het nog een heel karwei gaat worden om ze weer uit de boom te halen. “Hindert niet”, zegt oma weer, “dan gooien we ‘m gewoon van het balkon.”

Ik aanschouw de ondernemers van het winkelplein die in de regen met vuilniszakken slepen en de restanten van het feest van gisteravond oprapen. Dit jaar was ik er met hem. Een paar dagen ervoor besloten we dat we kerst niet samen zouden vieren. Of oudjaar. Of de rest van ons leven. Het kaarsje is gedoofd, al was deze pas net aangestoken. Dus dronken we doodgeslagen bier uit plastic bekers, maakten we flauwe grappen en herhaalden we dat dit de beste beslissing was.
“Oma, ik ga eerste kerstdag ook mee uit eten, het is uit met mijn vriendje.”
“Oh, leuk”, zegt ze, “het was dus geen blijvertje?”
Ik zet ondertussen de boom op het balkon en verzeker deze tegen de wind door hem met touwen vast te knopen. Het regent, het is koud. Snel doe ik de snoeren van de lichtjes door het klapraampje en steek de stekkers in het stopcontact. Een van de strengen lampjes springt ironisch genoeg direct kapot. Diegene uiteraard die als een wirwar door de boom kruist.

Ze komt uit bed en ziet me de koffer vullen. De stapels warme truien passen er amper in. Ik prop er nog een dikke pyjama bij en druk haar op haar hart dat ze niet met haar nieuwe schoenen over het strand van Terschelling mag banjeren.
We eten zachtgekookte eitjes en daarna mag ze cadeautjes uitpakken die naast de uitpuilende koffer onder de boom liggen. Vandaag vieren wij kerst. Met zijn tweetjes, op 23 december.
Ze kijkt even wat beteuterd en zegt: ‘Sorry, maar ik heb nog helemaal nog niks voor jou.”
“Hindert niet”, zeg ik.
“Ik neem mijn pinpas mee en koop iets voor je op Terschelling.”
Ik probeer de koffer dicht te ritsen.
“Daar past geen cadeautje meer bij!”, grap ik.
De lichtjes van mijn kerstboom schitteren eeuwige twinkelingen in haar ogen.

#86 Hindert niet

#85: We zijn er bijna

Een vrouw staat voorovergebukt met haar iPad een stel mieren te filmen. Deze ‘mierensnelweg’ had ze de avond van tevoren telefonisch beschreven aan haar kleinzoon, maar aangezien hij er zich niets bij kon voorstellen, trachtte zij dit nu voor hem vast te leggen. “Ongelooflijk! Het hele gras is door de mieren uitgesleten”.

Ik geniet van het kneuterige televisieprogramma ‘we zijn er bijna!’ vanuit mijn bed. Mijn eigen bed, in mijn eigen huis. Alleen en in het donker. Ik verlangde naar dit plekje, de stilte. Ik glimlach bij de beelden van een bejaarde met een badmuts die niet vooruit komt op de glijbaan van een Zuid Italiaans zwembad. Bejaarden die hun halve huisraad hebben meegezeuld om je vervolgens lekker thuis te voelen in een ander land. De opa’s peilen het oliepeil van de camper. Er worden aardappels geschild. Er zit een oma te haken. De jeu-de-boules ballen zijn bijna niet aan te slepen. 

Enkele dagen eerder was ik ook met een reisgezelschap in de zuidelijke regionen van Europa. Op deze Zuid-Franse camping schuift menigeen bij mij aan voor kop koffie omdat ik uiteraard niet zonder mijn Nespresso op vakantie ben gegaan. Wat dat betreft ben ik in goede voorbereiding voor wanneer ik na mijn pensioen een camper ga kopen.

De paella waar mijn dochter haar neus voor ophaalt staat temidden op tafel tussen mij en mijn overbuurman en hij schept een tweede keer op. Hij gooit mijn vuilnis weg, ik vlecht de haren van zijn dochter. Het is vadertje en moedertje spelen op de momenten dat je daar zin hebt. Extra eitjes koken voor het ontbijt. De pepermuntjes uit het dashboardkastje aangeven. De burgertruttelijkheid druipt van dit toneelstukje af en ik vind het heerlijk. 

Het campingleven is een levend schouwspel dat ik met veel plezier gadesla. Mijn ritme is hier nauwelijks veranderd en zo zit ik iedere morgen rond een uur of zeven voor de tent. Om de buurvrouw het lawaai te besparen wacht ik met koffie zetten tot acht uur. De een na de andere tent ritst voorzichtig open en verwarde kapsels en slaperige hoofden passeren een voor een de revue. Sommige lopen stoïcijns voorbij zonder op te kijken, anderen vragen overbodig of ik al wakker ben. 

Over mijn directe buren heb ik weinig klagen. Een vader echter die aan het begin van de ‘straat’ de hele boel bij elkaar ligt te snurken, kan minder op een enthousiast onthaal van mij rekenen. Het is een vreemde snuiter die deze eigenschap ook aan zijn kinderen heeft doorgegeven. Dochterlief stelt voortdurend overbodige vragen zoals “Eten jullie daar een tosti?’ in de hoop dat ze mag aanschuiven.   

Voor iemand die zijn huis, of tent in dit geval, altijd heeft openstaan kost het mij bijzonder weinig moeite om in deze setting een ongastvrije indruk te maken. Niet al teveel later komt de vader van verderop daarom aangewaggeld om zijn telg van mijn donkergroene plastic Jardin-tafel te verwijderen.
“Oh, zegt hij vragend, is dat een nagelknippertje?” Het feit dat er een open en bloot op mijn campingtafel ligt, is blijkbaar niet vanzelfsprekend genoeg. Ik ben bang voor de volgende vraag die helaas toch komt. “Mag ik die even lenen?”
Mijn gezicht springt van ongastvrij naar licht walgend en ondanks dat ik mijzelf “nou, vooruit” hoor zeggen, komt snurk-meneer zelf tot de helderheid van geest dat het wellicht onhygiënisch is om dergelijke voorwerpen van je wildvreemde campinggenoot te lenen. Sowieso besluit ik later die week dat er duidelijk te weinig taboe rondom teennagels hangt, wanneer de tweede meneer van de camping vertelt dat hij zojuist tijdens een ongelukje zijn teennagel is verloren. 

Mijn telefoon piept, ik moet een presentatie voorbereiden en eigenlijk iets voor de buurvrouw gaan halen om haar te bedanken voor het voeren van de hamster tijdens onze vakantie. Die taak heeft ze met zoveel overgave vervuld dat het beest verdubbeld in omvang is en als een witte pluizige tennisbal in de hoek van zijn hok hangt. Een beetje zoals ik mij voel in mijn donkere slaapkamer. 

De dame van de mieren droogt een wasje op haar meegenomen droogmolen. Haar buurman knapt een uiltje voordat de excursie van vanmiddag ze naar het zoveelste pittoreske dorpje brengt. Daar waar weer honderden foto’s worden gemaakt van alledaagse dingen die niemand bij thuiskomst wil zien, ondersteund met verhalen die niemand wil horen.

Nog 30 jaar, dan mag ik ook mee. De pepermuntjes aangeven. We zijn er bijna.

#85_we zijn er bijna
#85_we zijn er bijna