#57: Vallen en opstaan

Dinsdagavond, eigenlijk bedtijd voor mijn smurf. Het is al donker en we wandelen door het dorp. Ik laat haar het huis zien waar ik woonde toen ik zwanger van haar was. Waar haar ledikantje heeft gestaan, waar ze nooit in heeft gelegen. Vlak voor haar geboorte verhuisden we.

Na mijn auto-ongeluk enkele maanden geleden stopte ik door de fysieke klachten met sport, liep geen overbodige meter meer (hard) en plofte iedere avond op de bank. Met chocolade. Ik snauwde tegen mijn smurf en had een aandachtsspanne van een peuter die tijdens Sesamstraat probeert spruiten te eten. Ik zat mijzelf dwars en ja, dan ontgelden je naasten het. In mijn geval was dat alleen een zevenjarig meisje dat ook maar gewoon een vraag wilde stellen. Iedere “mam?” werd beantwoord met een chagrijnig gezicht en mijn zelfmedelijden won het dikwijls van mijn geduld. Ik probeerde het haar uit te leggen: “Sorry, lieverd, ik heb zoveel hoofdpijn door dat ongeluk, dat ik daar een beetje chagrijnig van word.”
– Ja, dat zei oma al.
Blijkbaar had mijn moeder haar al gewaarschuwd. Waarschijnlijk had mijn moeder het ook al proefondervindelijk ervaren.

Nu 8 kilo en tig fysiobehandelingen verder, is het tijd de stoute schoenen weer aan te trekken. Het is koud en ze kletst de oren van mijn hoofd. Halverwege de Hoofdstraat slaat ze haar arm om me heen en al knuffelend struikelt ze bijna over mijn voeten. Ik heb haar belachelijk lief. Geen telefoon, geen televisie, geen iPad, maar gewoon één voet voor de ander. Er volgt een hand in de mijne zodra ik hier zonder woorden om vraag. Gewoon even vasthouden in plaats loslaten. Het is een aangename verademing. ‘Back in the days’ toen ze nog amper kon lopen, stimuleerde ik haar om juist zelf op ontdekking te gaan. Zelden stond ik onder een klimrek om haar ‘in-het-geval-dat’ op te vangen. Groot word je van vallen en opstaan, ik heb het zelf vaak genoeg proefondervindelijk ervaren. Als ‘alleenstaande moeder’ kun je alleen niet te lang blijven liggen. Die optie bestaat simpelweg niet. Gewoon zo snel mogelijk weer opstaan. 

De ene straat verruilt zich voor de andere en ik hoor de maat 32 laarsjes sloffen.
“Is het nog ver, mama? Ik begin een beetje moe te worden.” Ik vertel haar dat we er bijna zijn en eenmaal thuis in pyjama zegt ze dat ze wel vaker ’s avonds ‘heel ver’ wil wandelen. Ik beloof haar dat we dat vaker zullen doen. Gewoon voetje voor voetje. Steeds verder. Dan komen we er wel. En we zullen heus wel struikelen zo nu en dan, maar hopelijk al knuffelend…

vallen

#56: Vluchteling in Leusden

Het is zaterdag, einde van de ochtend. Ik slenter doelloos door het winkelcentrum van mijn dorp. Het dorp van vriendelijke Hollandse bejaarden. Een praatje aan de kassa wordt zelden uit de weg gegaan. Hier voel ik mij veilig en thuis.

Ik passeer een groepje mannen waar ik in eerste instantie geen bijzondere aandacht aan schenk. Dan hoor ik hen praten in een taal die ik niet versta. De mannen dragen slippers op een dag waarop zelfs ik een sjaal draag. Het zijn enkele van de vluchtelingen die in dit dorp worden opgevangen. Ik loop tussen hen door en vang een vriendelijke glimlach van een oude man. Zijn huid lijkt macramé en zijn ogen staan droevig. In zijn jas gedoken en met gebogen hoofd kijkt hij de mensen aan en glimlacht. Ik wandel verder en in mijn hoofd flitsen de ‘voor en tegens’ van het opvangbeleid. De wind snijdt in mijn gezicht. Vast niet zo koud als zij onderweg hebben ervaren, denk ik. Voor de drogist zitten twee kleine kinderen in een speelgoedauto. De een draagt een vuilniszak, de ander is net groot genoeg om in de auto te klimmen. Het ding staat stil en de kinderen zitten er evenzo stil in. Er wordt niet gelachen. Ik overweeg een muntje in het apparaat te gooien, maar ik heb deze niet op zak. Wanneer ik even later een lipgloss afreken, koop ik er twee chocolade paashazen bij. Misschien maakt dat hun dag iets mooier. Eenmaal buiten zijn ze weg en zie ik in de verte de jongetjes weglopen. Hun vader op slippers voor hen uit, zij volgen hand in hand. De oudste heeft de vuilniszak over zijn schouder geslagen.
In de boekhandel breng ik een uur door met het kiezen van een boek. Het is boekenweek en door het thema ‘Duitsland’ hebben in mijn optiek alle boeken die ik vast pak het thema oorlog. Steeds weer leg ik de paashazen even neer om de achterkant van de boeken te lezen.
Even later slenter ik dezelfde weg naar huis. Mijn hoofd vol vragen en mijn armen vol boeken. En twee paashazen. Bij het stoplicht zie ik een man een buggy voor hem uit duwen. Een klein meisje met grote bruine ogen kijkt mij al vanaf de overkant aan. Ik geef haar en haar zus ieder een paashaas wanneer ik ze passeer. “Dankjewel, dankjewel” zegt de zus met oosterse tongval. Trots op het Nederlandse woordje dat ze misschien onlangs heeft geleerd.
Thuis plof ik met mijn nieuwe boek op de bank. Nog steeds vol vragen, angst voor het onbekende en medelijden. Maar met een paar mooie glimlachen rijker.

#56_Vluchteling in Leusden

#55: Komkommersnijder

“Mijn vader geeft geld aan mensen.” Stiekem probeer ik de kinderen die bij ons over de vloer komen altijd een beetje uit te horen en te ontcijferen wat er zich ’s avonds bij hen thuis aan de eettafel afspeelt. Zo slinks als het kan uiteraard.
“Mooie jas, Nina! Van wie heb je die gekregen?”
– “Van mama.”
“Wat leuk dat mama met je gaat winkelen! Daar moet je moeder vast hard voor werken om zo’n mooie jas te kunnen kopen! Wat doet ze eigenlijk? En wat doet je vader?”

En daar kwam dus het fascinerende antwoord dat haar vader dus geld geeft aan mensen. Natuurlijk dacht ik aan een investeerder, een hypotheekverstrekker of een belangenbehartiger van de gulle giften aan één of ander goed doel. Een ambtenaar die over subsidies gaat voor mijn part. Maar verder wist ze er weinig van, dus ik besloot haar te vragen of ze soms ‘Hood’ van haar achternaam heette. Die grap landde niet en sowieso bleek ze Robin Hood niet te kennen, zo bleek een omslachtige uitleg later.

Een wedervraag vanaf de achterbank. “Wat ik doe? Nou, ik werk op een kantoor, met mensen die heel veel verstand van internet hebben. In Hilversum, op het Mediapark, waar ze televisie maken.” Meestal zijn de kleine kinderbreintjes bij het woord ’televisie’ afgeleid genoeg, maar deze dame wilde graag meer horen over wat ík daar dan deed. Ik verwachtte dat het begrip ‘office management’ ook niet direct zou worden begrepen, dus probeerde wat taken te omschrijven.

“Nou, ik zorg dat de telefoon netjes wordt opgenomen, ik lees de post en de emails en geef dan antwoord. Ik zorg verder dat mensen die een rekening sturen betaald worden en hou alles bij over de mensen met wie ik werk. Wanneer ze vakantie hebben enzo.” Ik word abrupt onderbroken door mijn dochter. “En ze snijdt de komkommer.” Kleine potjes hebben grote oren en blijkbaar heeft ze opgevangen hoe ik altijd vol zelfspot pretendeer een leuke baan te hebben, maar vooral door mijn collega’s wordt geprezen om mijn komkommer-snijd-capaciteiten.

Mijn moeder werkt al honderd jaar in een dierentuin. Dat is pas een fascinerende baan in de ogen van kinderen. In een pannenkoekenhuis zaten we met zijn viertjes aan tafel. Mijn moeder had ons een dagje meegenomen naar ‘haar’ dierenpark en onder het genot van een kinderpannenkoek met vruchtenhagel en snoepjes praatten we na over de dag. “Wat doe jij eigenlijk in de dierentuin?”, vraagt het vriendinnetje aan mijn dochter. Mijn moeder heeft deze grap al vaak gemaakt en antwoordde: “Olifantenbillen wassen.” Ze werd vol ongeloof aangekeken, maar het meisje was net niet mondig genoeg om ‘oma’ verder aan de (slag)tand te voelen. Ze zei dat ze ook wel een oma in de dierentuin zou willen hebben en at het zoveelste snoepje van haar pannenkoek.

Mijn vader zat bij de politie, bij de hondenbrigade. Als klein meisje kon hij mij niet blijer maken dan mij met de dienstauto met (liefst blaffende) honden op school af te zetten. Een stoere, lange vader met een blaffende herder: dan hoef je je geen zorgen te maken dat je wordt gepest. Ik keek enorm tegen hem op, ooit zou ik ook bij de politie gaan. Ik wist nog niet wat voor een agente ik worden wilde. Eentje te paard? Ook met een blaffende hond? Iets met kinderpolitie? Papa stak er een stokje voor, want zijn prinses mocht zich niet tussen de boeven bewegen. Ik ben benieuwd of hij net zo trots op mij zou zijn geweest op mijn komkommer-skills als mijn dochter.

Het is dinsdag, bijna etenstijd. Ik zet het meisje thuis af. De deur zwaait open en ik verwacht een “Gooooooeeeeedenavond!”, een kale kop en een naambordje met ‘Starreveld’ aan te treffen. Haar moeder doet echter open en ik vertel haar dat ze lief hebben gespeeld. Vandaag kom ik niet te weten wat Nina’s vader doet. We gaan naar huis en ik begin aan het avondeten. Eerst maar de komkommer snijden.

#55_Komkommersnijder

 

#54: Liegbeest

Iedere mens liegt. Dat kan niet anders. Laatst heb ik met een vriendinnetje afgesproken om één dag je leugens te turven. Dat blijkt onmogelijk, tenzij je de hele dag met een flipover op je rug loopt.

Het begint al met de wekker, die liegt dat het al tien minuten later is. Ik hou mezelf meteen voor de gek door te geloven dat ik vandaag heus wel met twintig minuten minder voorbereidingstijd de deur uit kan en snooze twee keer de wekker uit. Ik zag niet dat het verkeerslicht op oranje sprong. Vanmiddag kan het meisje dat zo graag van ons balkon staat te tuffen echt niet komen spelen, want we hebben al een andere afspraak. Daarna nog een paar ‘nee, die zit in vergadering’, ‘ik heb echt geen budget, dus je offerte moet naar beneden’ en een ‘ik bel je morgen terug’, en je hebt voor tien uur al je eerste hekwerken te pakken.

Ik heb er geen moeite mee, zonder blikken of blozen lieg ik de boel aan elkaar. Ik voel me er verder niet vervelend onder, we worden nu eenmaal met leugens grootgebracht: Sinterklaas, de tandenfee en opa’s baard prikt niet. Als moeder moet je dus kunnen liegen. Héél goed kunnen liegen. Want koektrommels kunnen spontaan niet meer open, de speeltuin is ineens dicht en het water is op als ze voor de tweede keer in bad wil.

“Wat heb je achter je rug? Toch geen bakje water hè? Ik zei: niet met water kliederen.” Niks, beweerde ze. Inmiddels een jaar of vier later kan ze zich nog steeds levendig mijn tirade herinneren met de stellige ‘liegen is het ergste dat er is!’ en ‘eerlijk zijn is het belangrijkste’ toen bleek dat ze uiteraard wel een bekertje naar boven probeerde te smokkelen. Hypocriet, dat is het. Lastiger ook nu ze kan lezen en over een grote dosis logisch denkvermogen beschikt.

Mijn moeder zegt altijd dat ze niet kan liegen. Dat geloofde ik altijd, totdat ze me laatst het leukste leugentje om eigen bestwil onthulde om ons als kind vroeg in bed te krijgen: “Pino heeft vanmiddag gebeld toen jullie op school zaten. Tommie is helaas ziek, dus er is vanavond geen Sesamstraat!”

#54_Liegbeest

#53: Gewoonten ~ zo slijten de dagen

Het is dinsdagmorgen, iets voor negen. Ik geniet van het uitzicht aan de overkant van de snelweg. De weilanden met dauw bedekt, de knotwilgen om beurten gesnoeid langs de sloot. Een houten hek, scheef en verzakt. In de verte een toren van een kerk, de contouren van een boerderij. En voor dat alles langs flitsen de auto’s in hoog tempo voorbij alle pracht en eenvoud van dit landschap.
Deze weg heb ik al onnoemlijk vaak gereden. Ik herken ieder bord en iedere afslag. Met mijn ogen dicht zou ik het kunnen rijden, ik doe het al meer dan 10 jaar. De breedte van de horizon bekijken. Genieten van gewoonten. Zo start ik mijn dagen.

Hij zit zijn stoel. Niemand anders zit daar ooit. Hij heeft zijn koptelefoon opgezet omdat hij verder niemand tot last wil zijn. Hij kijkt het programma dat hij al jaren volgt. Hij grabbelt in een bakje studentenhaver als een hamster dat zijn wintervoorraad wil veiligstellen. Zijn dagen na zijn pensioen zijn een aaneenschakeling van herhalingen en gewoonten. Zwemmen op maandagavond, kruiswoordpuzzels op zaterdagochtend. Een trip naar de garage bij een brandend lampje in de camper is een onderneming die nog dagen wordt besproken. Hij kijkt van naar zijn nootjes, naar de tv, naar zijn vrouw. Morgen staat de agenda weer vol met geroutineerde bezigheden. Het oud papier dat aan de straat moet, een wekelijkse trip naar het dorp omdat de voorraadkast moet worden bijgevuld. Macht der gewoonte. Zo vullen ze hun dagen.

Wanneer je eigen raam je uitzicht op de wereld wordt, krijg je oog voor de kleine dingen van het leven. Zo weet mijn oma ongetwijfeld te vertellen op welke dagen de buurvrouw van de zesde verdieping naar haar fysiotherapeut gaat en wanneer de zoon van meneer Van Dijk voor het laatst een bezoek heeft gebracht aan de flat, ooit gevuld met enkel bekenden. Waar iedereen nog op de Nieuwjaarsborrel kwam in de ruimte bij de postbussen. Tussen de koffie van half tien en de warme maaltijd tussen de middag aan de keukentafel bekijkt ze de straat. Gevangen in gewoonte. Zo slijt ze haar dagen.

Schoonheid van het leven zit in het zien van de kleine dingen.
Een scheef houten hek bij het krieken van de dag.
Die laatste amandel tussen de rozijnen van de studentenhaver.
De kleindochter van meneer Van Dijk die op een donderdagmiddag onaangekondigd aanbelt.

#53_Gewoonte

#52: 7×4=28

Het is zondag, regenachtig, winderig en net na het middaguur. Ik groet een vrouw die mijn pad kruist en probeer de modderige plassen te ontwijken. Even later zie ik een oude, dikke teckel haar volgen. Hij houdt haar amper bij. Hij heeft een blind oog en kijkt op wanneer ik hem passeer. Ik herken hem. Acht jaar geleden liep ik vaak over deze dijk langs het kanaal van mijn dorp. Toen nog met mijn eigen hond en met een dusdanige dikke buik dat ik hetzelfde tempo aanhield als dat van deze teckel. Het was een tijd van plannen maken, zorgen hebben en lastige gesprekken. Ik zie het bankje waar ik met hem zat, waar we spraken over de toekomst. De treugwilg theatraal aan de waterkant.

Vrijdag kwam ze thuis met haar rapport. Alleen maar A score’s op haar CITO, alles goed of ruim voldoende. Behalve de tafels, daar prijkte een ‘matig’. Ik was daar heel blij mee, want fouten maken hoort nu eenmaal bij het leven en dat kun je niet vroeg genoeg leren. Ik snap direct waarom juist dit onderdeel lager bij haar scoort. Tafels, daar valt niets aan te begrijpen. Dat 7×4 samen 28 is, valt niet te beredeneren in de fractie van een seconde die de juf bereid is om op het antwoord te wachten. De feiten gewoon voor zoete koek aannemen, de weerstand daartegen heeft ze niet van een vreemde.

Ik zak steeds weg in de modder en vraag mijzelf af waarom ik deze nieuwe laarsjes heb aangetrokken voor deze regenachtige wandeling. Het houten hek slaat hard achter mij dicht en ik weet dat ik op dit punt een keuze moet maken of ik doorloop naar de volgende brug of dat ik hier het kanaal oversteek. Ik besluit er één verder te nemen en vervolg mijn weg langs de weilanden.
Ik overdenk de laatste weken en hoe hij als een sloopkogel mijn leven in beukt en hoe kwetsbaar ik me voel wanneer ik mijn zorgvuldig opgebouwde muur in gruzelementen zie vallen. Het valt niet te beredeneren.

Op een houten trap in een ongezellige foyer van een theater zat ik naar hem te kijken. Ik mocht hem uitlachen vanwege zijn domme planning waardoor we de voorstelling al moesten verlaten voordat ‘ie begon. Ik plaagde hem, we dronken een Corona en van ellende schepten we zure matjes die uiteraard voor geen meter smaakten bij het bier.

Langs de andere kant van het kanaal loopt een fietspad, daar wil ik heen en zoek naar de brug waarvan ik weet dat hij er is, heel ver kan het niet meer zijn. Ik wil vaste grond onder mijn voeten, niet meer tegen de wind in lopen. Er liggen teveel herinneringen aan deze kant. Wanneer ik eindelijk de brug bereik, stopt het met regenen. Ik blijf even staan, snoep van een zuur matje uit mijn jaszak en zie de stroming in het water onder mij. Een meerkoet probeert ertegen in te zwemmen. Eigenlijk zou ik dit beest duidelijk willen maken dat hij zich maar beter met de stroom mee kan laten voeren. Dat het ook gewoon allemaal veel makkelijker kan. Je hart volgen, hoe angstig dat ook kan zijn. Dat ga ik ook doen. Er als een blinde teckel op vertrouwen. Zeven keer vier is nu eenmaal achtentwintig.

#52_7x4=28

Het wendde… <3

Zorgvuldig had ik alle woorden gekozen.
Over het kwetsbaar zijn, het gemis van dé liefde.
Zorgvuldig had ik alle woorden gekozen.
Juist voor vandaag.
Maar vòòr vandaag wendde het.
Met dubbel ‘d’.
#eindelijkthuis

 

#50: Dansen in je paarse rok

Het pijltje hangt boven de reserveerknop. Zal ik het doen? Ga ik dit écht doen? Heb ik dit nodig? 

Twee jaar geleden had ik enorm veel verdriet. Een onverwacht einde aan een relatie had mij diep geraakt en ik moest er gewoon even uit. Ik boekte een vakantie naar Lanzarote met mijn kleine smurf. We vlogen erheen, ons eigen avontuur, met herinneringen enkel voor ons twee. Zij zwom, zwom en zwom. Ik las, schreef, huilde en sliep. En tussen dit alles gingen we naar het ‘zelfpakrestaurant’. Ze mocht om 11 uur al patat eten, met zoveel ketchup als ze wilde. Een dag of zes lang herhaalden wij ons zwem-eet-zwem-eet-zwem-eet-douche-dans-slaap-programma. Met mijn laptop nestelde ik mij op het zonnige terras en schreef een aantal nieuwe hoofdstukken voor mijn boek. Tot de dag van vandaag heb ik ze nog niet teruggelezen, ik heb gemixte gevoelens over die vakantie…

Ik was soms bang, want wanneer er iets met mij zou gebeuren tijdens de vakantie, wat dan? Ik voelde mij verdrietig en gekwetst, maar het lachende gezicht van mijn kleine smurf in haar My Little Pony bikini maakte zoveel goed. Ik maakte de mooiste herinneringen met haar, om een gebroken hart te overschreeuwen. 

Het is donderdagavond, ik zit klaar voor een avondje film en surf nog een beetje op mijn laptop. Het verlangen naar de zon maakte dat ik zocht naar ‘eenoudervakanties’. Ik twijfelde bij de term. Ik zag een groep trieste verstokte vrijgezellen geitenwollensokken-figuren voor me, die dan met elkaar rond een kampvuur gingen zitten zodra de kinderen sliepen. De een zou een gitaar hebben, een vrouw met een paarse zigeunerrok zou met en tamboerijn een beetje rondhuppelen waar de andere ouders ook een beetje om zouden moeten lachen. Er zou een man bij zijn die geen alcohol dronk en zijn eigen biologische appelsap mee had genomen uit Nederland. Kinderen op sandalen zouden schaken aan de groene plastic tuintafel van de camping.

De foto’s op de site brengen mij terug in de realiteit. Leuke mama’s zitten aan de rand van het zwembad. Kinderen lachen en genieten van de introductie duikles. De tent heeft een koelkast en bedden op pootjes met matrassen. Er vloeit wijn! Er is een team hippe begeleiders in rode t-shirts die de kinderen vermaakt met zwembadspelletjes. In het Nederlands. En als eenouder-mama mag je gewoon op je ligbed blijven liggen als je daar zin in hebt. De vooroordelen over een een(zame)oudervakantie verdwijnen als rosé op een zonnig terras. 

Mijn telefoon laat de aangepaste toon horen van de groep-app van mijn smurf, haar vader en haar bonusmoeder. “Ben je nog wakker?”, roep ik vragend. Een stomme vraag, dat begrijp ik, want stel dat ze sliep dan kwam daar een abrupt einde aan na mijn vraag die ik met veel decibellen de gang in wierp. Ik hoor haar het trapje van haar hoogslaper afkomen. Ze kijkt glunderend naar de foto van haar zusje die glimlachend in een grote plastic teil baddert. Mijn smurf tikt een grappig berichtje terug en ziet dan de drie glijbanen van het zwembad op mijn scherm. Samen bekijken we de foto’s en dromen alvast van tien warme dagen op een zonnig eiland. Ik zoek naar beschikbaarheid en tot mijn verbazing is er nog ruimte. Ik speel met de criteria en vul 1 ouder met 2 kinderen in, om te bekijken wat het mij zou kosten wanneer we een vriendinnetje voor haar mee zouden nemen. Ik verwacht haar hiermee een plezier te doen en zie dat het maar €200,- extra kost. 

“Wil je misschien vriendinnetje X meenemen?”, vraag ik haar. Ze wil er niets van weten. Ze wil alleen maar met haar mama. Er mag niemand anders mee. Geen oma. Geen vriendinnetje. Niemand. Ze heeft gelijk, samen nieuwe herinneringen maken, dat willen we allebei het liefst. En dan nemen we die verschrikkelijke verplichte badmutsen wel op de koop toe. Ik klik op ‘reserveer’.

#50 paarse rok

#49: Klasclubjes

“Ik ben uit de club gezet”, zegt ze. Mijn aandacht verscherpt.
-“Uit welke club?”, vraag ik.
“Dé club. Van die, die, die en die. Ik moest mijn pas inleveren.”
-“Waarom?”
“Ik heb gisteren niet met de clubleden gespeeld in de pauze.”
-“En wie bepaalt dat dan?”
“De leider van de club.”
-“Maar je hebt gisteren toch de hele middag bij haar thuis gespeeld?”
“Ja, maar dat was niet met de club.”

Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, vertelt ze mij dit. Het is vrijdagmiddag, we zitten in de auto. Ik voel een sprankje woede opkomen. Hoe durft iemand mijn allerschattigste lieveling een zelfverzonnen club uit te mikken? Er volgt een relaas mijnerzijds waarbij ik haar zeg dat ze maar aan de clubleidster moet vragen waar ze het reglement kan nalezen en wie de regels heeft bedacht en dat ze maar zelf uit die stomme club moet stappen en dat het sowieso niet leuk is om clubjes te vormen en […]. Ze luistert al niet meer. “Wat gaan we eten?”

Kinderen zijn onderling niet altijd even vredelievend, net als grote mensen. Erbij horen is op jonge leeftijd al een issue. Toen ik op de basisschool zat, hadden we geen clubjes. Je populariteit bleek uit een selecte pikorde bij ‘jongens- en meidenpakkertje’. Wanneer er direct na “Klaar voor de start: Af!” een stuk of tien klasgenootjes van het andere geslacht achter jou aan kwamen rennen, dan zat je wel goed. Ik ben mijn hele leven al ‘Zwitserland’. Ik bemoeide niet, huppelde met de populaire meiden mee, maar bleef altijd binnen de lijntjes lopen. Ik was niet verlegen en wanneer dingen de spuigaten uitliepen, zei ik er het mijne van. Met kinderen die gepest werden had ik medelijden, maar stak mijn kop pas boven het maaiveld uit wanneer er tranen vloeiden. En zelf heb ik Esther vroeger ook wel eens gepest wanneer ze weer in haar broek had geplast of luizen had. Nog steeds vraag ik mij wel eens af hoe het met haar gaat. Onlangs heb ik haar naam op Google ingetypt, ze woont nog steeds in de buurt. Geen gemeenschappelijke vrienden. Ik snap dat ze niemand van ‘ons’ op haar Facebook heeft toegevoegd.

Nieuwjaarsdag bezocht ik mijn oma en trof mijn achterneefje met zijn mobiel op de bank. Hij was druk aan het Whatsappen in de klassen-app. Ik vroeg hem of de hele klas in de groep zat. “Niet altijd”, antwoordde hij. De app-groep werkt als lidmaatschappasjes-systeem van mijn dochters’ klas. Lig je even uit de gratie? Heb je iets stoms gezegd of iemand op zijn lange tenen getrapt? Zonder pardon word je dan de groep uitgegooid. Vervolgens volgt er dan meestal een klassenfoto waarop de betreffende persoon is ‘weggephotoshopt’. Of de drol-smiley op zijn of haar gezicht geplakt heeft gekregen. Hilarisch vinden ze dat.

Het is maandag, vroeg in de avond. Ik heb mijn dochter opgehaald bij de oppas en zodra ze de auto in stapt, vraag ik haar meteen hoe het op school ging en of er nog clubnieuws is. “Ja, ik zit weer in de club en ik heb nu ook een eigen club. Daar zit de hele klas in, maar ik heb pas twee pasjes af. De regels zijn dat als je tien keer écht heel vervelend doet, dan moet je de club uit. Maar pas als je tien keer iemand hebt geslagen ofzo.” Ik glimlach, want blijkbaar is er iets van mijn relaas blijven hangen, weliswaar iets anders dan ik bedoelde.

Thuis pak ik haar broodtrommel uit haar tas en vind er een briefje is van de leidster van de club waar ze vrijdag zo pardoes uit was ontslagen: “Waanir sulen we bij jou speelen evy – ik find het leuk om een kir te afspreeken bij jou”. Kunnen ze mooi de overige 24 clubpasjes voor de klasclub in elkaar knutselen…

#49_Klasclubjes