Ze pakt mijn hand als we over straat lopen. Ze kwebbelt, glundert en zwijgt afwisselend. Ik kijk naar haar en geniet van haar aanwezigheid. Van haar kleffe hand in de mijne, haar glimlach zonder voortanden.
Hij zit met zijn armen boos over elkaar. Met zijn hoofd naar de grond en zijn wenkbrauwen omlaag. Dan kruist zijn blik die van mij. Stiekem is hij niet boos en ik knipoog naar hem. Hij ziet dat ik hem door heb en stilzwijgend sluiten we een pact, het werkt, hij krijgt zijn zin. Hij lacht met zijn grote bruine ogen de wereld een beetje mooier.
Hij heeft een vriendin. Als we soms even samen zijn, vertelt hij over haar. Hij is blij met het grappige plaatje dat ik hem appte. Hij heeft het naar de klassen-app gestuurd en iedereen vond het leuk zei hij. Hij is stoer en kwetsbaar tegelijk. Als hij in het gras zit en een spelletje op zijn telefoon speelt, leun ik tegen hem aan en het is oké. Hij knuffelt me een beetje stiekem als ik naar huis ga.
Daar lopen ze, een paar meter voor mij uit. De man die mijn hart heeft gestolen en de kinderen die ik in mijn hart heb gesloten. En tussen hen in huppelt een paardenstaart met krullen, want ze is gisteren met een vlecht in haar haar gaan slapen. Haar gezicht straalt door haar geschminkte snoet. Het snoetje dat ik bijna zeven jaar geleden voor het eerst zag, nadat ze negen maanden groeide onder en vooral in mijn hart.
Daar lopen ze dan met zijn vijven. Een beetje slenterend want de drukke middag loopt ten einde. Jassen om middels geknoopt, gekletst vult de Utrechtse straten.
Twee gebroken gezinnen, maar voor mij één compleet plaatje.
“Dag meisje”, zei hij toen we vanmorgen na het ‘vaderdagontbijt’ weggingen. Dat zei mijn vader ook altijd zo.
Hij zwaait ons zessen uit.
De kinderen ruilen onderling plaatjes voor hun plakboek. De buurjongen staat ons op te wachten en drukt ons een stapel dierenstickers in de hand.
Ik zie glimmende ogen in het geschminkte gezicht. “Mam! Nu ben ik ben compleet.”
“Ik ook…” denk ik bij mijzelf en loop tevreden achter de vijf aan naar binnen.