“Hey Tommy”, zeg ik hardop. Ik was verbaasd hem hier te zien. Het huis klinkt hol, het is er koud. Ik kijk de kamer rond en zie hem ineens achter de verwarming verscholen. Bijna had ik hem hier achtergelaten. Mijn Tommy. Ik heb zoveel met hem meegemaakt, mijn troost in bange dagen. Ik zeulde hem mee als ik vroeger weer een paar nachtjes in het ziekenhuis moest blijven. Of als ik moest plassen. En als ik op vakantie ging. Of naar ritmisch gymmen. Jaren later heb ik Tommy weer naar het ziekenhuis gebracht en hem aan het ziekenhuisbed van mijn vader gehangen. Ik hoopte dat mijn knuffelaap ook troost aan hem kon geven toen de rollen 20 jaar later waren omgedraaid en ik aan mijn vader’s bed zat om zijn hand vast te houden. Het mocht niet baten.
In dit huis heeft Tommy zijn krachten niet kunnen laten gelden en dat is maar goed ook. Dit huis kent geen verdriet en voor het eerst trek ik een voordeur achter mij dicht zonder dat het huis vooral tranen van mij heeft gezien. In dit huis heb ik gelachen en geleerd. Dit huis bood mij en Eef een jaar lang een plek om samen uit te kijken naar ons nieuwe thuis. Al een week slapen we er nu. De lawaaierige jongens onder mijn raam kunnen de pret niet drukken. De buurvrouw met verstandelijke beperking en de oma van de vierde verdieping grijpen weer hun kans om een praatje te maken als ze mij met mijn spullen zien slepen. Kerstbomen, een jaaropgave uit 2009, een ‘schilderij’ van Eef, een slee, een kruimeldief. En Tommy. Ik besluit hem niet in de berging op te ruimen, maar hem mee naar binnen te nemen.
Ik zoek naar mijn hardloopshirt en geef het na drie minuten op. Leusden zal het met een niet bijpassend trainingsjack moeten doen. Ik trek de voordeur achter mij dicht en laat mijn schoenen kennismaken met de wijk. Het overvalt mij ineens dat het nu echt klaar is. Ik huil een beetje terwijl ik mijn eerste kilometers loop, in een nieuw dorp, met een nieuwe toekomst voor ogen. Als ik binnenkom ligt hij op de bank, waar ik hem had neergezet. “Precies op tijd, Tommy”, zeg ik hardop…