Het is dinsdagavond, tien voor half acht.
Ik stel mij voor aan de juf die tegenover mij plaats neemt op het te kleine stoeltje. Ze heeft met de andere juffen overlegd, zo begint ze. Zelf is ze net weer begonnen na haar zwangerschapsverlof en eigenlijk kennen we elkaar nog niet zo goed.
Er volgt een lofzang over mijn kleine spruit die klaarblijkelijk goed haar draai in de klas heeft gevonden. Sociaal en slim, tikje onzeker gevoed door haar perfectionisme. Netjes in de pas lopend. Precies hoe ik haar ken.
Ze staan eerder die middag op het balkon. Ik probeer te werken, mijn werkgever vindt het goed dat ik haar soms van school haal en thuis nog achter de laptop kruip.
“Meneer! Meneer!! Hey! Me-neeeeer!” De dames zwaaien druk en lachen. Ik kijk op en aanschouw dit vrolijke tafereel. Ze doen een hand-klap-spelletje en zingen over een vrouw die is vermoord aan een gordijnenkoord. Ik zing vanzelf met ze mee en verbaas me dat er na 25 jaar nog dezelfde liedjes worden gezongen.
Even later komen ze binnen, ze giechelen. “We hebben een man bijna op zijn hoofd getuft”, zegt mijn dochter lachend. Mijn gezicht slaat om naar standje onweer. Het kan mij niet schelen dat haar klasgenootje deelgenoot is van mijn tirade. Of ze wel helemaal lekker bij haar hoofd is… En of ze soms is vergeten hoe ze zich netjes moet gedragen… Ze schrikt ervan. Ik verklaar het balkon ‘off limit’ en de dames trekken zich licht aangeslagen terug op de slaapkamer.
Vorig jaar had mijn dochter moeite zich aan te passen aan het drukke gezin waar ze ineens onderdeel van uitmaakte. Ik heb dan wel altijd een groot en druk gezin gewild en ik had zodoende geen problemen met de drukke kinderen van mijn ex. Zij wel. Ze sneeuwde wat onder en ik vertelde haar dat ze meer voor zichzelf moest opkomen. Dat ze niet altijd aardig hoefde te zijn. Een paar weken later zag ik haar een van de voordringende kinderen aan de kant duwen en haar plaats verdedigen. In de auto sprak ik haar hierop aan. Ze keek me verschrikt aan, ze verwachtte een uitbrander vanwege haar onaardige gedrag. Ze haalde zichtbaar opgelucht adem toen ik haar in plaats daarvan vertelde dat ik trots op haar was. “Je kunt niet altijd aardig zijn.” Het is een uitspraak die ik doe, maar waar ik zelf niet achter sta. Voor jezelf opkomen is aardig zijn voor jezelf.
Het kleine stoeltje zit ongemakkelijk en mijn koffie die ik beneden in de hal uit een thermoskan haalde is op. De juf jubelt nog over spellingsniveaus en rekenvaardigheden. Ik zie de volgende ouders ongeduldig over de gang ijsberen. De juf rondt af met: “Ze is vooral echt heel aardig voor iedereen!”, zegt de juf. Dat klopt. Behalve dan voor de meneer die net op het verkeerde moment onder ons balkonnetje door liep.
Vrijdagavond, heel laat. Het kan ook zaterdagochtend zijn. Mijn flirt, die zich inmiddels tot date heeft opgewerkt, voelt zich niet zo lekker. Ik zet thee met honing, ik voeder hem aspirientjes en vraag veertien keer of ik nog iets voor hem kan doen. Zo aardig ben ik. Dikwijls kreeg ik het advies om wat minder aardig te zijn. “Je moet echt een keer een bitch worden”, zo luidde het advies van een goede vriend. Maar het tegen mijn gevoel in onaardig en moeilijk doen, dat krijg ik niet voor elkaar. Dat af en toe ‘even goed ruzie maken’ heb ik ook totaal niet onder de knie. Ik heb het amper geprobeerd. Ik heb simpelweg besloten om altijd aardig voor mijzelf te zijn. En ik word toevallig heel blij van het zetten van honingthee.
Op zondagavond lees ik de krant die ik zaterdag niet uit mijn brievenbus had gehaald. Ik blader wat, maar ik sla niets op. Ik wil het allemaal niet zien. Laten we toch in vredesnaam gewoon een beetje aardiger voor elkaar zijn…