Het is zijn verjaardag, 28 maart. Althans, dat zou het moeten zijn. Al jaren wordt het niet meer gevierd, maar het is inmiddels een dag waarop ik nog vaker aan hem denk dan anders. De eerste man die mij vasthield, in een roze met wit geblokt overhemd met een pakje shag in het borstzakje. De man bij wie ik klein was en bij wie ik klein kon zijn. Na zijn dood heb ik dat bijna niet meer gekund, dat klein zijn. De angst te moeten verliezen heeft een krater geslagen in kwetsbaarheid, die ik daarna heb opgevuld met stoere praatjes en een hoop bla-bla.
“Kan die grapjesknop even uit?”, zei hij. Vanaf het eerste ogenblik kon ik mij in zijn bijzijn lastig achter mijn masker van cabaret verschuilen. Samen zouden we alle cliches nieuwe betekenis geven, ik was immers zijn leven ingeslagen. “BAM!” stond er op het Valentijnskaartje.
BAM! Het is een uitspraak die mij direct doet denken aan een ex-vriendje. Te pas en te onpas werd de ‘BAM!’ de kamer in gesmeten, meestal vergezeld met een gezicht alsof hij zojuist eigenhandig de finishing touch aan de pyramide van Gizeh had gelegd. Meestal was het echter als Feyenoord gescoord. Ook op zijn social media werd veelvuldig ge-BAM!-t en achter zijn rug om werden er altijd kostelijk grappen over gemaakt. De laatste BAM! van zijn kant was de deur die dichtsloeg. Dag meneer Brombeer, zoals hij gekscherend door mijn dochter werd genoemd.
We liggen op de bank en luisteren naar de muziek die hij voor mij heeft uitgezocht. De glazen zijn nog vol en ik praat honderduit zoals altijd. Ik vertel over mijn vader. Over zijn liefde voor zijn vogels, hoe trots ik was wanneer hij mij naar school bracht. Ik laat hem het boek zien waarin ik alle foto’s van de uitvaart, de rouwadvertenties en de lieve kaarten die ik kreeg zorgvuldig heb geplakt. Hij is stil wanneer hij het leest. Samen zwijgen we en ik kruip tegen hem aan. Een klassiek stuk is het volgende nummer op zijn Spotify playlist. Ik lig als een klein meisje op zijn borst en ik ben ontroerd en verloren. “Raar hè? Dat dit mij zo raakt?”, vraag ik. Hij schudt van niet en zegt: “Weet je hoe dit nummer heet? Arrival of the birds.”
Roerloos blijf ik tegen hem aan liggen, hij houdt mij net iets steviger vast.
Het is oké.
Ik hou het meest van wie ik verloren ben.