Vincent heette hij. Ik zie hem nog zo voor me. Het zag er niet goed uit. Zijn kleine lijfje en zijn lippen waren blauw. Mijn collega beademde hem. Een seconde hield hij op en keek mij aan met een blik met zoveel wanhoop. Ik zie hem nog zo voor me.
Zijn zus was jarig, ze werd acht jaar oud en gaf een feestje. Niet zomaar een feestje. Als je acht jaar wordt geef je voor je vriendinnen een disco-zwemfeest. De kleine man mocht mee en kreeg honger. Ik bakte zijn patatjes alvast, de meiden waren nog volop aan het dansen in hun badpakjes onder de discolampen. Heel even zijn bandjes af, heel even uit het oog verloren en voor altijd gemist.
Zijn moeder in blinde paniek, de meiden niet meer aan het dansen. Eén van hen vond hem, met haar voeten voelde ze hem op de bodem. Het is bijna 20 jaar geleden.
Terwijl de ene collega probeerde het leven van Vincent te redden en terwijl een andere collega probeerde de moeder te kalmeren (pas nu snap ik hoe onmogelijk dat was), zat ik met zoveel mogelijk gekleurde badpakjes op schoot en rond een plastic tafel.
Ik wilde ze afleiden en vroeg of ze patatjes wilden eten.
En wat ze daar dan bij wilden. Ik bakte frikadellen en kroketten.
Daarna gaf ik ze softijsjes.
En snoepzakjes.
Zelfs een Magnum als ze wilden.
Mijn armen waren te kort om ze allemaal vast te houden.
Vincent werd ondertussen naar het ziekenhuis gebracht. Ik weet niet eens meer hoe de meisjes in de badpakjes thuis zijn gekomen. Niet veel later hoorden we dat hij het niet had gehaald.
Ik sloeg dicht. Emotieloos. Ik kon het niet binnen laten komen. Ik werd zelfs niet kwaad toen ik hoorde dat mijn toenmalige ‘vestigingsmanager’ achteraf boos was geworden omdat ik zoveel gratis had weggegeven. “Houd het maar in van mijn salaris”, zei ik.
De kleine witte kist op de begrafenis volgde.
‘De glimlach van een kind’.
Knikkende hoofden met op elkaar gedrukte lippen van familieleden toen we condoleerden. Ik durfde ze amper aan te kijken.
Nog altijd heb ik de liturgie van de begrafenis.
“Zwemmen is voor de vissen”, zei mijn vader altijd. In zijn spijkerbroek zat hij op het strand. Hij schilderde een meeuw op een paal of tekende een meisje dat in de branding
zat te spelen. Zelf ging hij het water zelden in.
“Wat wil je doen vandaag?”, vroeg ik haar dikwijls wanneer de agenda leeg was en het weer druilerig. Tegenwoordig vermaakt ze zich met haar iPad, tekenblok, leesboek of gaat ze naar een vriendinnetje. Vroeger wilde ze steevast zwemmen. En hoe vaak ik de wijze woorden van mijn vader ook herhaalde… Ze wilde niets liever dan dat.
En daar gingen we dan, met gepaste tegenzin, ze moest haar zwembandjes zowat in de auto al om en als een havik hield ik haar in de gaten. Dolgelukkig was ik altijd zodra we weer veilig naar huis gingen.
Jij werd acht jaar oud, vorige week. Hij was pas drie.
Vrijdag geef je een feestje, voor je vriendinnetjes. De discolampen zullen schijnen op jullie bikini’s en jullie zullen onder de plastic palmbomen dansen op Ariane Grande.
Twintig jaar later.
Ik zal op je proosten, Vincent. Met de nét iets te waterig aangemaakte ranja uit de limonadefontein. Ook ik vergeet je nooit meer.