Dinsdagmorgen, bijna half negen. Ze slaat de autodeur dicht en ik zie haar het schoolplein oplopen. Ze grist de roze muts van haar hoofd en doet hem snel in haar rugtas.
Ik was als kind vaak ziek. Er zijn weinig foto’s van mij onder zes jaar oud te vinden waarbij je oog niet automatisch naar mijn snottebellen wordt getrokken. Mijn moeder zat nachten met mij in de badkamer te stomen wanneer ik weer eens blafte, hoestte en snotterde. Ik kan mij niet herinneren dat mijn vader dit ook wel eens deed, maar mijn vader droeg ook zeker zijn steentje bij in het preventief zorgdragen voor mijn gezondheid. Van mijn vader moest ik namelijk altijd een muts op. Het liefst van september tot en met april. Ik vond dat verschrikkelijk, zelfs mijn moeder had medelijden wanneer ik weer dik ingepakt de straat op ging. In de pauze deed ik natuurlijk nooit die muts op, maar hield tijdens het eten van de slavinken ’s avonds stug vol van wel.
In diezelfde periode las ik met mijn moeder ‘Peutertje Pech’. Heerlijke korte verhalen over een meisje die nooit eens wind mee had. Bij ieder op het eerste oog goed bedachte plan, kwam uiteindelijk een hoop teleurstelling en ellende voort. In één van haar avonturen moest ze ook een muts op naar school en besloot ze deze stiekem weg te gooien. Een muts die je kwijt bent, kun je immers niet op. De kleuter had er niet op gerekend dat haar moeder vervolgens de meest foeilelijke muts van zolder zou toveren en ze diezelfde middag nog meer voor gek liep dan voorheen.
Evy hoeft van mij geen muts op. Ze had het setje van sjaal, handschoenen en muts zelf uitgekozen. Het stond schattig en stoer tegelijk. Zelf loop ik gerust hartje winter zonder jas de deur uit en heb ik niemand nodig om mijn voeten aan op te warmen in bed. “Warmbloedig aangelegd”, roep ik altijd en hoop dit in mijn genen te hebben doorgegeven wanneer ze in de herfstvakantie op slippers loopt.
Op weg naar mijn werk overdenk ik waarom zij dit zojuist deed. Was het dat niemand anders een muts op had? Ik probeer haar juist altijd te leren dat het leuk is om nét even anders te zijn dan de rest. Ik merkte dat deze boodschap was onthouden toen ze nooit meer twee dezelfde sokken en schoenen aan wilde, omdat ‘iedereen dat al deed’.
Donderdagmorgen, bijna half negen. We lopen samen over het plein. Mijn hand steek ik een beetje uit, maar er volgt geen hand in de mijne. Even kijk ik opzij en pak een beetje geforceerd haar hand. “Weet je nog, vroeger? Toen je nog van mij hield en mijn hand wilde vasthouden?”, zeg ik sarcastisch. Ik knipoog en ze pakt gauw mijn hand stevig vast. “Hoeft niet hoor, ik vind het niet erg als je dat niet meer op het schoolplein wilt”, lieg ik. Gelukkig kan de kus in de klas er later gewoon nog vanaf.
Ik wacht haar later die middag tussen alle andere moeders op. De ene moeder nog dikker ingepakt dan de ander. Bij mij snijdt de wind door mijn trui, stiekem was een jas geen overbodige luxe geweest. Ze komt zoals gewoonlijk als één van de laatste de school uitlopen. Met muts op.
“Zo! Wat ben je lekker warm ingepakt. Heb je de hele dag je muts al op?”
“Ja”, liegt ze.
“…”
“Mam? Wat eten we vanavond?”
“Slavinken.”
Wat een leuk bericht, moet je vaker zeggen!
– Dank je voor je reactie Casper! Ik zal eens vaker iets leuks zeggen.