Een vrouw staat voorovergebukt met haar iPad een stel mieren te filmen. Deze ‘mierensnelweg’ had ze de avond van tevoren telefonisch beschreven aan haar kleinzoon, maar aangezien hij er zich niets bij kon voorstellen, trachtte zij dit nu voor hem vast te leggen. “Ongelooflijk! Het hele gras is door de mieren uitgesleten”.
Ik geniet van het kneuterige televisieprogramma ‘we zijn er bijna!’ vanuit mijn bed. Mijn eigen bed, in mijn eigen huis. Alleen en in het donker. Ik verlangde naar dit plekje, de stilte. Ik glimlach bij de beelden van een bejaarde met een badmuts die niet vooruit komt op de glijbaan van een Zuid Italiaans zwembad. Bejaarden die hun halve huisraad hebben meegezeuld om je vervolgens lekker thuis te voelen in een ander land. De opa’s peilen het oliepeil van de camper. Er worden aardappels geschild. Er zit een oma te haken. De jeu-de-boules ballen zijn bijna niet aan te slepen.
Enkele dagen eerder was ik ook met een reisgezelschap in de zuidelijke regionen van Europa. Op deze Zuid-Franse camping schuift menigeen bij mij aan voor kop koffie omdat ik uiteraard niet zonder mijn Nespresso op vakantie ben gegaan. Wat dat betreft ben ik in goede voorbereiding voor wanneer ik na mijn pensioen een camper ga kopen.
De paella waar mijn dochter haar neus voor ophaalt staat temidden op tafel tussen mij en mijn overbuurman en hij schept een tweede keer op. Hij gooit mijn vuilnis weg, ik vlecht de haren van zijn dochter. Het is vadertje en moedertje spelen op de momenten dat je daar zin hebt. Extra eitjes koken voor het ontbijt. De pepermuntjes uit het dashboardkastje aangeven. De burgertruttelijkheid druipt van dit toneelstukje af en ik vind het heerlijk.
Het campingleven is een levend schouwspel dat ik met veel plezier gadesla. Mijn ritme is hier nauwelijks veranderd en zo zit ik iedere morgen rond een uur of zeven voor de tent. Om de buurvrouw het lawaai te besparen wacht ik met koffie zetten tot acht uur. De een na de andere tent ritst voorzichtig open en verwarde kapsels en slaperige hoofden passeren een voor een de revue. Sommige lopen stoïcijns voorbij zonder op te kijken, anderen vragen overbodig of ik al wakker ben.
Over mijn directe buren heb ik weinig klagen. Een vader echter die aan het begin van de ‘straat’ de hele boel bij elkaar ligt te snurken, kan minder op een enthousiast onthaal van mij rekenen. Het is een vreemde snuiter die deze eigenschap ook aan zijn kinderen heeft doorgegeven. Dochterlief stelt voortdurend overbodige vragen zoals “Eten jullie daar een tosti?’ in de hoop dat ze mag aanschuiven.
Voor iemand die zijn huis, of tent in dit geval, altijd heeft openstaan kost het mij bijzonder weinig moeite om in deze setting een ongastvrije indruk te maken. Niet al teveel later komt de vader van verderop daarom aangewaggeld om zijn telg van mijn donkergroene plastic Jardin-tafel te verwijderen.
“Oh, zegt hij vragend, is dat een nagelknippertje?” Het feit dat er een open en bloot op mijn campingtafel ligt, is blijkbaar niet vanzelfsprekend genoeg. Ik ben bang voor de volgende vraag die helaas toch komt. “Mag ik die even lenen?”
Mijn gezicht springt van ongastvrij naar licht walgend en ondanks dat ik mijzelf “nou, vooruit” hoor zeggen, komt snurk-meneer zelf tot de helderheid van geest dat het wellicht onhygiënisch is om dergelijke voorwerpen van je wildvreemde campinggenoot te lenen. Sowieso besluit ik later die week dat er duidelijk te weinig taboe rondom teennagels hangt, wanneer de tweede meneer van de camping vertelt dat hij zojuist tijdens een ongelukje zijn teennagel is verloren.
Mijn telefoon piept, ik moet een presentatie voorbereiden en eigenlijk iets voor de buurvrouw gaan halen om haar te bedanken voor het voeren van de hamster tijdens onze vakantie. Die taak heeft ze met zoveel overgave vervuld dat het beest verdubbeld in omvang is en als een witte pluizige tennisbal in de hoek van zijn hok hangt. Een beetje zoals ik mij voel in mijn donkere slaapkamer.
De dame van de mieren droogt een wasje op haar meegenomen droogmolen. Haar buurman knapt een uiltje voordat de excursie van vanmiddag ze naar het zoveelste pittoreske dorpje brengt. Daar waar weer honderden foto’s worden gemaakt van alledaagse dingen die niemand bij thuiskomst wil zien, ondersteund met verhalen die niemand wil horen.
Nog 30 jaar, dan mag ik ook mee. De pepermuntjes aangeven. We zijn er bijna.