Een broodtrommel met een half-zwarte banaan.
Een etui met kapot gemaakte gummetjes.
Een roze papiertje met daarop een getekend oog.
Ik vind dit allemaal onder mijn kapstok.
Nog niet zo lang geleden hadden we dit hele huis op zijn Marie Kondo’s onder handen genomen. Afscheid genomen van dingen die geen plezier brachten, al onze eigendommen een ‘thuis’ gegeven. Ontspuld. Geminimaliseerd. Er is even weinig van over.
“Hoe kan zo’n slim meisje toch zo vergeetachtig zijn?”
“Hoe kan zo’n slim meisje toch zo vergeetachtig zijn?”, snauw ik weer door de gang. Mijn te korte lontje van deze week schiet weer razendsnel het rotje in en een hoop lawaai volgt als vanzelf. Mijn zelfmedelijden over het feit dat ik altijd en eeuwig alles in dit huis moet opruimen, dat ik een hele dag lang heb gewerkt om geld te verdienen zodat ZIJ weer leuke dingen kan doen en dat er nooit eens iets vanuit haar zelf wordt geïnitieerd, wordt richting het pruillipje gesmeten.
Voor een moeder die enorm in balans probeert te zijn, persoonlijk probeert te ontwikkelen en zich vooral niet door emoties wil laten meeslepen kan ik tegen de slimste van ons twee-koppen-tellende-gezinnetje (drie als je de hamster mee rekent) absoluut onredelijk zijn.
Heerlijk vind ik het dan ook als ik een van de vriendinnetjes van mijn dochter vroeger dan gebruikelijk bij school aantref.
“Zozo, wat ben jij vandaag vroeg.”
“Ja, ruzie met mijn moeder.”
“Oh, wat dan?”
“Ze gaf dus gewoon snoepjes van mij die ik zèlf had betaald ook aan mijn broertje.” “Schandalig.”
“Ja, en ze riep ook nog: Graag gedaan hoor, dat van je brood smeren.”
k kan mijn geluk niet op wanneer ik later die middag bij de desbetreffende moeder neerplof aan de eettafel. We delen onze pedagogisch minst verantwoorde momenten en soms totaal onredelijke uitbranders met elkaar. Heerlijk om niet de enige te zijn die soms moeite heeft om de controle te houden. Even lekker uit balans. Sneu voor de kinderen, maar dat maken we later wel weer goed.
Ik haal mijn smurf op na een weekendje met een vriendinnetje mee naar Limburg. Met een grote bos bloemen sta ik op de stoep en ben trots op de ‘totaal-geen-last-van-gehad’, ‘netjes-opgevoed-hoor’ en andere lofzang over het gedrag van mijn kind.
Thuis smijt ze de koffer in de gang.
Haar rugtas in de hoek.
Anta-flu papiertjes naast de bank.
Doosje Sinaspril op de badkamerkast.
Het was een uur geleden nog netjes hier…
“Overal waar jij bent geweest, laat je een spoor van enthousiasme en vrolijkheid na. En een enorme berg rommel.”, schreef de meester voor de vakantie in je rapport.
Mijn verstrooide professor. Alleen maar A-scores op je CITO, sinds de kleuterklas. Hoogste uitstroom-advies. Je eerste spreekbeurt ooit ging niet over je hamster, maar over optische illusies. Dan weer een extra presentatie over Griekse mythologie. Vanaf volgende maand zelfs al masterclasses volgen op het VWO, met je tien lentes jong.
Maak er dan liever hier maar een zooitje van.
Ik raap de broodtrommel op. Besef mij ineens dat dat op -rommel eindigt.