Morgen is het Moederdag.
Mijn moeder geeft er niks om, zegt ze. Ik wel. Ik vind Moederdag altijd best wel een dingetje. Voor mijn dochter dan.
Mijn meisje is niet anders gewend dan dat papa en mama niet in één huis wonen en prijst zich daar dolgelukkig mee. Regelmatig hoor ik de voordelen van ‘gescheiden’ ouders: twee keer je verjaardag vieren en Sinterklaas komt op twee adressen. Het mooiste vindt ze echter dat ze er een bonusmoeder en een lief zusje heeft bijgekregen.
“Mama? Ik zeg tegen haar ook wel ‘mama’, want anders raakt mijn zusje in de war. Vind je dat erg? Maar als mijn zusje naar bed gaat noem ik haar altijd weer bij haar voornaam.”
Ik stel haar gerust en trek in gedachten het mes uit mijn hart.
Ik haat het! Niet de nieuwe vrouw of het schattige blonde zusje, begrijp me niet verkeerd. De bonusmoeder heeft ook mijn aanzien. Nee, ik haat de tas. De twee paar sokken. De schone broek. Het t-shirt omdat het 18 graden wordt. Het niet vergeten van je konijn.
De logeertas. Het bewijs dat je ergens heen gaat waar je graag wilt zijn, maar niet kunt blijven.
Toen de ‘om het weekend bij jou’-regeling in werking trad, wilde ik nooit op een parkeerplaats een ‘kinderoverdracht’. Inmiddels is die regel al dikwijls overtreden en is die carpoolplaats halverwege onze woonplaatsen bekend terrein. We spreken daar af, ik met mijn eigen logeertas op de achterbank. Praktisch én een prachtig excuus om een ijsje te halen. Nog een voordeel van twee keer een thuis.
Morgen is het Moederdag. Morgen blijf ik stil in bed liggen als ze de fruitsalade gaat maken waar we zo samen de ingrediënten voor gaan kopen. Ik met mijn ogen dicht en mijn portemonnee open. En dan verbaas ik mij over het schitterende plantje dat ik zelf deze week al twee keer water heb gegeven. Dan ga ik daarna de rotzooi in de keuken opruimen en genieten we van onze momenten samen. We vieren “jij bent mijn échte Moederdag”. Zonder logeertassen.