Ik zit in de trein, een rit van twee uur voor de boeg. Het is zondag, vlak voor het middaguur en redelijk druk. Een meisje gaat in hetzelfde ‘zitje’ als ik zitten, schuin tegenover mij. Ik vraag mij af wie van ons dadelijk vooruit zal reizen. Zij wint. Waarschijnlijk is ze al eerder naar Maastricht geweest.
De beelden van buiten flitsen aan mij voorbij. Achteruit rijden heeft niet mijn voorkeur. Ik bedenk dat ieder beeld dat ik zie, een plek is waar ik zojuist al ben geweest.
Ik kijk niet graag achterom. “Het moeilijkste van vooruit gaan, is niet achterom kijken”.
Tegenslagen worden in mijn hoofd direct gearchiveerd en sommige lades kunnen simpelweg niet meer open. Mijn hoofd is als een apothekerskast vol geheime plekjes en vergeten situaties. Ik weet niet meer waar ik sommige van mijn vriendinnen heb ontmoet, maar kan tot de laatste zin het schoollied van de kleuterschool opdreunen. In welk jaar ik mijn diploma haalde moet ik opzoeken en soms twijfel ik zelfs of iemand nou wel of niet is overleden. De pittenzakjes en gekleurde hoepels van de gymzaal en het klimtoestel van de peuterspeelzaal staan daarentegen op mijn netvlies geschreven.
Het meisje tegenover mij in de trein is jong. Ze heeft sleehakken aan, terwijl het best fris is en haar teennagels zijn oranje gelakt. Ze leest een Engelstalige thriller en luistert haar iPhone via de witte dopjes in haar oren. In haar tas zitten twee flesjes 7Up, op zijn kop. Ondanks haar volwassen voorkomen luistert ze Efteling Radio. Ik herinner ineens de muziekjes uit de paddestoelen in het Sprookjesbos.
Aan de overkant zit een echtpaar. Hij kijkt voortdurend naar buiten en zijn hand rust op haar knie. Zij is van mijn leeftijd en draagt een opgestoken kapsel met twee losse krullen bungelend langs haar slapen. Ik herinner dat ik dat ook deed. Er gaan razendsnel ‘laatjes’ achter elkaar open: van mijn klasgenootje met de mooie krullen, naar haar Gilera met lek achterzitje, naar de paarse Aprilla scooter van mijn beste vriendin, naar onze snelle ritjes naar de stad in het tussenuur en de geur van de Snap Crackers die dan kocht. Herinneringen en fantasieën. Ik ben er vol van. Dromerig schieten stations, passagiers en landschappen aan mij voorbij. Achter iedere voorbijschietende voordeur verzin ik een verhaal, geef gebouwen een functie geniet in stilte van het gebrabbel van mijn medepassagiers. Ze krijgen namen, bestemmingen en er spelen scenario’s.
Een reis naar Maastricht: ik kan nergens heen, ik heb niks te doen. Ik zie voor het eerst waar ik eerder al was.
Onderweg. Naar hem. Door wie ik niet meer achteruit wil kijken en die ik nooit in een lade wil stoppen…