De badkamer is schoon. Alle was is weg. Mijn bed is strak opgemaakt. Zelfs de slaapkamer van mijn smurf is spik en span. Dat hoort zo, want we gaan op vakantie. Enkele tijd geleden deed ik hetzelfde bij mijn oma.
“Oma? Vergeet de oplader van de iPad niet!” Ze zei dat het haar laatste vakantie werd, het geeft teveel gedoe op haar 92-jarige leeftijd. We leggen haar medicijnen klaar en ik hoop dat ze volgend jaar nog de kracht heeft om leuke dingen te ondernemen. Misschien zelfs tòch een vakantie, vorig jaar was immers ook haar laatste keer.
Wanneer mijn vader vroeger de caravan uit de stalling had gehaald, begon voor ons de vakantie. Het ijzeren opstapje voor de caravan, de deur die in twee gedeelten open kon en de geur van het oerlelijke oranje plastic servies. Mijn moeder heeft het hele jaar door een hoog ‘Truus de Mier’-gehalte. Haar huis is altijd netjes, de ramen streeploos gelapt en zelfgemaakte griesmeelpudding uit een Tupperware springvorm was geen uitzondering. Altijd druk, iedereen lag in de watten. Wanneer de caravan de parkeerplaats op werd gereden, stond zij al met een emmer sop in de hand. Dat ding werd van binnen en van buiten gepoetst, praktisch ontsmet en daarna met militaire discipline gevuld met boodschappen en gestreken beddengoed. Wij hoefden niks te doen, zij hield alle bordjes in de lucht in lucht. Al waren ze oerlelijk en oranje.
Ze moet kapot zijn geweest als ze op plaats van bestemming kwam. En dan begon het eigenlijk pas: bedden opmaken, kastjes inrichten, naar de campingwinkel om een blik boter te halen, de fietsen stallen, macaroni maken, een handwasje, de strandtassen inpakken, de voortent vegen, en zo door, en zo voort…
Ik poets de vingers van de spiegel. Eigenlijk doe ik het voor haar, besef ik. Ik zou er prima mee kunnen leven als ze er nog op zouden zitten als ik thuis kom. Maar, en ik hoor haar stem in mijn hoofd: “Straks gebeurt er iets.” Dat was ook de reden dat ik altijd een paar sokken zonder gaten aan moest, want stel dat ik in het ziekenhuis belandde. Wat moesten de mensen dan wel niet van ons denken?
Het kan mij niet meer schelen wat mensen van mij vinden. Ik heb oude vrienden en nieuwe mensen om mij heen verzameld die het niet kan schelen hoe ik er uit zie. Die zich interesseren voor wat ik denk en hoe ik voel. In mijn koffer zit een bikini die ik al bijna 10 jaar heb, ik ben van plan hem de hele week aan te trekken. En ik hou mijn buik voor niemand in.
Met versgeknipte haren verliet ik gisteren de kapper en op weg naar de auto kreeg ik een sms. Het was de zoon van mijn oude buurvrouw. Ik deed haar boodschappen toen ik nog bij haar in de straat woonde. We dronken koffie en ze kuste mijn smurf altijd net te enthousiast op haar mond. Ze praatte over haar verloren dochter en hoe intens verdrietig ze was dat ze zowel haar dochter als haar man was verloren. Ik luisterde, meestal stoorde ik mij aan de talloze herhalingen van haar verhalen. Van hoe ze tergend langzaam haar boodschappenbriefje voorlas. Hoe ze wéér huilde omdat ze haar kleindochter niet meer zag. De naam van deze kleindochter staat op de overlijdenskaart waarvan de zoon die ik nog nooit heb ontmoet mij een foto stuurt. Dinsdag wordt ze gecremeerd.
Ik ga op vakantie, met mijn stokoude bikini. Met mensen die dat niks kan schelen. Zonder al teveel bagage. Ik heb ruimte gemaakt, in mijn koffer, mijn hart en mijn hoofd. Voor nieuwe dingen en gewoonten… Vanaf nu ga ik op reis.